
Synopsis
Wat doen we met de verhalen van ooggetuigen uit de Tweede Wereldoorlog als ze er niet meer zijn, zoals dat van mijn vader Theo van Megen. Met deze film geef ik mijn vader weer een stem zodat hij alsnog zijn verhaal kan vertellen. Aan het einde van de Tweede Wereldoorlog begeven zich de vijftienjarige Theo en mijn opa Hendrik op een odyssee door het verwoeste Duitsland. Hun binnenschip de “Actief” wordt in Nederland door de Nazi’s in beslag genomen, om oorlogsbuit naar Duitsland te transporteren. Theo overleeft meerdere bombardement, ook dat van Dresden. De laatste oorlogsdagen doorstaan ze aan de Duits-Russische frontlijn in de buurt van Riesa. Als de Russen, na het einde van de oorlog het schip niet vrijgeven, stort Hendrik ineen. In de hel van Stettin neemt Theo het initiatief en helpt zijn vader het schip uit de handen van de Russen naar Berlijn te brengen, in de Engelse zone. In Berlijn raakt hij verliefd op Dita, een Duits meisje. Bij haar kan Theo het beleefde verwerken. Uiteindelijk keren Theo en Hendrik in 1947 met het schip naar Nederland terug. Theo wordt vanwege verzuimde dienstplicht gearresteerd. Hem dreigt opnieuw een oorlog, dit keer in Nederlands-Indië (Indonesië). Maar Theo heeft genoeg oorlog gezien en weigert het geweer. SCHIPPERSJONGEN is zowel een portret van een jongen die volwassen wordt en zich van zijn vader los maakt als ook een anti-oorlogs-film met een tragisch liefdesverhaal. Maar bovenal is het een film over herinneren als er niemand meer is om te herinneren.
Trailer
Making of
De genesis van deze film begint met een lied. Mijn vader had een LP van de Duitse zangeres Hildegard Knef en op die plaat stond “Ich hab’ noch einen Koffer in Berlin”. Telkens als mijn vader dat lied afspeelde, zei hij: “Ik heb nog een koffer in Berlijn”, zonder daar verder op in te gaan. Als ik navroeg waarom hij dat zei, volgde alleen maar: “Ik heb een tijdje in Berlijn geleefd”. Maar verder wilde hij er niet over praten.

Vele jaren later, toen Hildegard Knef weer eens zong: “Die Seligkeiten vergangener Zeiten, sind alle noch in meinem kleinen Koffer drin“, vertelde mijn vader over de dagboeken van mijn opa, die hij had geschreven tijdens de oorlog. Ik was nieuwsgierig en vroeg of ik die kon lezen. Aangezien ze niet in ons bezit waren, vervlogen een paar jaar voordat ik die dagboeken voor het eerst zag. Het waren verscheidene schriften en schetsboeken. Ik heb toen zeer snel opgegeven, omdat mijn opa alles met potlood geschreven had en zijn handschrift was moeilijk te lezen. Geduld had ik op dat moment niet, omdat ik in 1987 naar Berlijn was verhuisd om mijn artistieke loopbaan te vervolgen.

Pas echt begon het project met het overlijden van mijn moeder in 2003. Mijn vader was alleen en ik dacht dat het goed voor hem zou zijn als hij een bezigheid zou hebben. Ik heb hem toen gevraagd of hij niet voor zijn kinderen en kleinkinderen die dagboeken van zijn vader zou willen aftypen, zodat we eindelijk eens kunnen lezen wat hij heeft meegemaakt aan het einde van de Tweede Wereldoorlog. Dat vond hij een goed idee maar al snel zou blijken dat de reis in het verleden voor hem veel los maakte. Met 75 jaar sprak hij voor het eerst met mij uitvoerig over zijn oorlogsbelevenissen uit zijn perspectief. Dat bracht veel emoties aan de oppervlakte. En zo kwam het dat ik eindelijk de dagboeken van mijn opa kon lezen.

Al tijdens het lezen van die dagboeken kwam bij mij het idee op om mijn vader te vragen of hij niet aan de hand van die dagboeken zijn eigen verhaal zou willen opschrijven. Ik had gemerkt dat mijn vader tijdens lange gesprekken over gebeurtenissen sprak die niet in de notities van mijn opa voorkwamen. Ook hier was zijn motivatie het te doen voor de kleinkinderen en de generaties die nog komen. Ik heb mijn vader toen met 77 jaar een laptop gekocht en hem geprobeerd uit te leggen hoe je Word bedient. Dat was waarschijnlijk de moeilijkste fase in het hele project. Maar het is mijn vader toch gelukt zijn verhaal te schrijven en in 2007 heb ik daaruit, zoals mijn vader het heeft geschreven, een boek gemaakt met de titel “Dood of Levenslang”.

Pas nadat mijn vader “Dood of Levenslang” geschreven had, kwam bij mij het besef dat dit een uitzonderlijk verhaal is en dat ik mij, met mijn vaardigheden als filmmaker, min of meer verplicht voelde dit deel van onze familiegeschiedenis te verfilmen. Ik ben begonnen met een script te schrijven, zonder beperkingen, met een imaginair oneindig budget. Maar deze poging werd helaas een halt toegeroepen toen mijn vader Alzheimer kreeg en ik niet meer met hem kon communiceren. In 2015 overleed mijn vader.

Een jaar later heb ik aan het script verder geschreven. Op dat moment met de werktitel “De Reis”. Een speelfilm met fictieve dialogen, gebaseerd op waargebeurde belevingen. Een soort “Hollywood-script” en op aanraden van scenarioschrijvers had ik de namen gefictionaliseerd. Mijn vader heette nu Hans. Maar al snel voelde dit niet goed aan en wel om twee redenen. Op de eerste plaats distantieerde ik mij van mijn vader en ik vroeg mij af: Waarom eigenlijk? Op de tweede plaats merkte ik dat ik het Hollywood-narratief eigenlijk iets tegenoverstelde wilde. Mijn generatie is opgegroeid met een heel duidelijk zwart-witnarratief. Aan de ene kant de boze Duitsers en aan de andere kant de helden van de geallieerden. Nederland behoorde natuurlijk tot de geallieerden.

Ik was dus op zoek naar een andere invalshoek in een film over de Tweede Wereldoorlog. Duidelijk was dat het verhaal ook zou spelen in de naoorlogse periode. Aan het einde van “Dood of Levenslang” vertelt mijn vader vluchtig over de Havenkazerne in Schoonhoven en dat hij weigert een geweer aan te nemen. Na het lezen van Antoine Weijzen’s “De Indië-Weigeraars, de vergeten slachtoffers van een koloniale oorlog” werd mij pas echt duidelijk wat mijn vader daar heeft meegemaakt.

Het idee werd geboren mijn vader zijn verhaal te laten vertellen vanuit een cel in een kazerne. Dit bood de dramaturgische mogelijkheid van een raamvertelling om drie verschillende periodes (de reis, de liefde en de terugkeer) parallel te kunnen vertellen. Zo ontstond het eerste script van “Dood of Levenslang”. In 2019 heb ik dan geprobeerd om een financiering voor de film te krijgen door veel Nederlandse en ook Duitse productiebedrijven aan te schrijven. Op een gegeven moment had ik interesse van NDR/Arte, maar helaas werd het project in Straatsburg niet aangenomen. En zo bleek de financiering van het project geen succes.

De enige die mij niet helemaal afwees, was René Mendel van Interakt. Ofschoon hij het project niet financieel ondersteund heeft, heeft hij mij zeker gemotiveerd de lange weg als een-manteam te bestrijden, want een strijd was de lange weg. In 2020 ben ik dan in de productiefase gegaan door eerst een storyboard te ontwerpen.



Tegelijkertijd heb ik Blender geleerd om 3D-modellen van rekwisieten en ruimtes te maken. Hierbij was het voor mij belangrijk de oorspronkelijke voorwerpen en kamers uit die tijd zo goed als het ging na te bootsen. Tijdens deze productiefase heb ik mogen profiteren van de hulpvaardige 3D-community. Zowel wat betreft tutorials als ook daadwerkelijke 3D-modellen, die ik heb mogen gebruiken voor deze film.
Een jaar later heb ik met behulp van Character Creator 3D-modellen van de cast gemaakt, om deze vervolgens te animeren met iClone. Uiteraard moest ik beide programma’s nieuw leren. Dat klinkt dramatisch, maar uiteindelijk moet je maar 15% van een programma kunnen om aan je doel te komen.

Vanaf 2021 ben ik dan begonnen met het fotograferen en filmen van de achtergronden op de oorspronkelijke locaties. Hierbij was het voor mij belangrijk de achtergronden niet helemaal te transformeren naar de jaren 40, maar duidelijk sporen van het nu te verwerken, zodat een verbinding tussen verleden en heden ontstaat.

Vervolgens heb ik met behulp van Photoshop (look) en After Effects (compositie) de scènes uit het storyboard gerealiseerd. Hiervoor heb ik alle rollen met mijn stem als dummy ingesproken en gebruikgemaakt van udio (AI) om specifieke muziek te genereren.

Voor het eerst alle scènes gemonteerd heb ik eind 2023 en al snel bleek dat een plan voor een film nooit zo opgaat als je het bedacht had. Mijn grootste onderschatting was de kracht van de vorm (dankjewel aan alle eerste toeschouwers). Per definitie is een animatiefilm fictief en om een waargebeurd verhaal (docufictie) in deze vorm te vertellen, moet je sterke ankerpunten hebben om de toeschouwer telkens terug te brengen naar het besef dat dit een waargebeurd verhaal is. Zo is na de eerste montage het idee ontstaan het meest documentarische beeld te creëren dat er bestaat: het interview. Ironisch genoeg is het interview met mijn overleden vader het meest fictieve moment in de film.

In 2024 heeft de film zijn definitieve titel gekregen: SCHIPPERSJONGEN. Na de picture lock begon het hoofdstuk geluid. Ik ben alle creators van de website freesound.org heel erg dankbaar. Hier kon ik geluidsfragmenten vinden om de beelden met leven te vullen. Daarna kwamen de stemmen voor de rollen. Ook hier een dankjewel aan alle collega’s bij het ZDF. Aangezien ik in Nederland geen professionele stemmen (uit geldgebrek) heb gevonden, heb ik hier de mogelijkheden van AI (Elevenlabs) ingezet. Als laatste stap heb ik in 2025 dan de soundtrack geproduceerd met behulp van nautische samples.

Ten slotte wil ik op deze weg iedereen bedanken die op welke wijze dan ook heeft bijgedragen aan het tot stand komen van SCHIPPERSJONGEN.
Ed van Megen, 2025